150 jaarDe  Gelderlander

Alsof Doe Maar nooit is weggeweest

Door ANN BOUWMA

maandag 10 april 2000 

ENSCHEDE - 'Alles doet 't nog, alles alles doet 't nog'. De opgeluchte conclusie van het nieuwe nummer trekt iedereen over de streep. Meeklappen, handen in de lucht, meezingen. De eerste try-out van Doe Maar in de universiteitsclub Vrijhof in Enschede is dan drie nummers oud. Geen hysterische taferelen, geen gillende meiden, maar gewoon ouderwets feest. De spits is er zonder kleerscheuren afgebeten.

Na zestien jaar afwezigheid staan ze daar opeens weer. Ernst Jansz breed grijnzend, Henny Vrienten stoďcijns. Jan Pijnenburg troont hoog en droog achter zijn drumstel, maar gitarist Jan Hendriks lijkt een beetje verlegen met zijn centrale positie op het podium en speelt de rol van anti-ster. Hoe dan ook: Doe Maar is terug! 'Een onbeschrijflijk genoegen', zegt Vrienten, en ook nog 'we hebben er veel zin in'.

Het onweerstaanbare ska-maatje doet de rest. Niet alleen oude hits, maar ook veel nummers van het nieuwe album Klaar hebben de hoekige ritmiek van deze snelle reggae-variant. Het krijgt nog extra allure door de zes toegevoegde muzikanten, waaronder drie blazers, die ook de zangpartijen kracht bijzetten. Ska is simpel, het sluit perfect aan bij het hoempapa-gevoel dat zo diep in onze genen zit.

De groepsleden ontspannen zienderogen. Vrienten, die in de hoogtijdagen van Doe Maar nauwelijks nog durfde te bewegen uit angst voor een massale hartaanval op de eerste rijen, krijgt nu de kadans weer te pakken. Rukkend met het hoofd, wiegend met de heupen, zijn basgitaar een willige partner.

Af en toe vang je een glimp op van het aura, dat hem vroeger tot een idool maakte. Henny Vrienten is sexy. Ernst Jansz, de andere favoriet in Doe Maar, is veel meer de vrolijke noot. Springerig en in de weer met allerlei instrumenten. Maar onderling klikt het als vanouds, alsof ze nooit zijn weggeweest. De tijdcapsule heeft zijn werk goed gedaan.

De zevenhonderd man die deze premiere mogen meemaken, konden hun kaartje door loting via Internet krijgen. In theorie zouden de fans dus uit alle hoeken van het land kunnen komen. Maar bij de ingang staan opvallend veel fietsen en weinig auto's. 'Allemaal studenten van hier', oordeelt een van de bezoekers, die zelf kaartjes van een vriend heeft overgekocht. Een viertal uit de randstand heeft dankzij een scriptie over dranghekken kaartjes kado gekregen van Mojo Barriers. Pure mazzel.

Een enkeling heeft een felroze of gifgroen truitje, de Doe Maar kleuren, aangetrokken, maar zij deinen als boeien op een zee van egaal grijs, blauw en zwart. De bezoekers van vanavond zijn doorsnee concertgangers, ergens tussen de twintig en veertig. De meesten van hen hebben Doe Maar vroeger nooit live gezien.

'Wat staan er hier veel jongens in de zaal', roept Vrienten quasi verbaasd. Anders dan vroeger vindt hij geen flauwvallende tienermeisjes meer aan zijn voeten. Maar 'de jongens' willen hem wel een plezier doen en heffen prompt een spreekkoor aan: 'Henny, Henny, Henny'. Het spel van de nostalgie wordt aan weerskanten van het voetlicht maar al te goed begrepen.

De vocale geintjes van Vrienten vinden moeiteloos weerklank in de zaal. De refreinen gaan erin als koek. De hits buitelen over elkaar heen. Is dit alles, Pa, Een nacht alleen, Watje, Belle Helčne, Nachtzuster, Smoorverliefd. Het kan niet op.

Doe Maar, begonnen als een pretentieloos groepje, zette begin jaren tachtig een rage in gang zoals ons land nog nooit had gekend. Hun eenvoudige teksten, met de onweerlegbare retoriek van het spreekwoord, werden de voorloper van de Nederpop die tegenwoordig bloeit als nooit tevoren. Ze eisen alsnog het applaus op.

De groep, die destijds binnen een paar jaar faliekant uit haar krachten groeide, kan daarom nu met een knipoog zingen: 'Ik ken een heel leuk tentje, daar speelt een prima bandje, en iedereen die kent je'. Het publiek haalt diep adem en brult mee: 'Hé, er is geen bal op de teevee, alleen een film met Doris Day'. Dat belooft wat te worden in Ahoy, waar de groep in mei en juni vijftien concerten zal geven.